4
Fran Hunter had wel een auto maar ze gebruikte die niet graag voor korte ritjes. Ze maakte zich zorgen om het milieu en wilde haar steentje eraan bijdragen. Ze had een fiets met een kinderzitje, voor Cassie, had die meegebracht op de Northlink Ferry toen ze hier kwam wonen. Ze reisde graag met weinig bagage en de fiets was het enige grote voorwerp dat ze had meegenomen. Maar in dit weer had je niets aan een fiets. Dus had ze Cassie haar tuinbroek, haar dikke jas en de kaplaarzen met de groene kikkertjes op de voorkant aangetrokken en zou ze haar op de slee naar school brengen. Het was 5 januari, de eerste schooldag van het nieuwe jaar. Het was nog maar net licht toen ze van huis gingen. Fran wist dat mevrouw Henry haar niet zo mocht, dus ze wilde zeker niet te laat komen. Ze had geen behoefte aan nog meer afkeurende blikken, opgetrokken wenkbrauwen en andere moeders die achter haar rug over haar kletsten. Het was voor Cassie al moeilijk genoeg om zich aan te passen.
Fran woonde in een klein huurhuis dat een stukje van de weg naar Lerwick stond. Naast het huis was de kerk, een fantasieloos bakstenen bouwwerk in vergelijking waarmee het huis er nog kleiner en minder aantrekkelijker uitzag. Het huis had drie kamers en later was er aan de achterkant een eenvoudige badkamer aan gebouwd. Ze woonden in de keuken, die er nog min of meer hetzelfde uitzag als toen het huis was gebouwd. Er stond een fornuis dat brandde op de kolen die elke maand met een vrachtwagen uit de stad werden bezorgd. Er was ook een elektrische kookplaat maar Fran kookte liever op het kolenfornuis. Dat vond ze zo romantisch. Er was nu geen land meer om het huis, maar ooit had het aan een stuk bouwland gegrensd. In het zomerseizoen werd het als vakantiehuis gebruikt en met Pasen zou Fran een beslissing over haar toekomst en die van Cassie moeten nemen. De eigenaar had laten doorschemeren dat hij misschien bereid zou zijn het huis aan haar te verkopen. En het was voor haar inmiddels een thuis en een goede plek om te werken geworden. Haar slaapkamer had twee dakkapellen met grote ramen, met uitzicht op Raven Head. Die zou ze als atelier kunnen gebruiken.
In de grijze ochtendschemer kletste Cassie er vrolijk op los en gaf Fran automatisch antwoord, maar haar gedachten waren elders.
Toen ze om de heuvel bij Hillhead heen liepen kwam de zon op, wierp hij langgerekte schaduwen op de sneeuw en bleef Fran even staan om het uitzicht in zich op te nemen. Ze kon het eiland aan de overkant van het water zien. Het was een goede beslissing geweest om terug te komen. Dit was de ideale plek om een kind groot te brengen. Ze besefte nu pas hoe onzeker ze was geweest over haar beslissing om terug te komen. Ze was zo bedreven geworden in het spelen van haar rol van de strijdlustige alleenstaande moeder, dat ze bijna was gaan geloven dat ze dat was.
Cassie was vijf jaar en net zo assertief als haar moeder. Fran had haar leren lezen voordat ze naar school ging en ook dat had mevrouw Henry afgekeurd. Het meisje kon nogal luidruchtig en eigenzinnig zijn en er waren momenten dat zelfs Fran zich afvroeg – een gedachte die ze zichzelf heel kwalijk nam – of ze niet een onhandelbaar monster had voortgebracht.
‘Het zou prettig zijn,’ had mevrouw Henry tijdens de eerste ouderavond op koele toon gezegd, ‘als Cassie af en toe eens deed wat haar werd gezegd. Zonder mij eerst om een gedetailleerde uitleg van het waarom van mijn verzoek te vragen.’
Fran, die had verwacht dat ze te horen zou krijgen dat haar dochter een genie was en dat het een voorrecht was haar les te mogen geven, was diep geschokt geweest. Ze had haar teleurstelling verborgen achter een geestdriftige verdediging van de filosofie achter het gedrag van haar dochter. Kinderen moeten het zelfvertrouwen hebben om hun eigen beslissingen te kunnen nemen en het op te nemen tegen autoriteiten, had ze gezegd. Het laatste waar ze behoefte aan had was een kind dat een willoze meeloper was.
Mevrouw Henry had haar aangehoord.
‘Het moet moeilijk zijn,’ had ze gezegd toen Fran haar stoom had afgeblazen, ‘om alleen een kind op te voeden.’
Cassie, die als een Russisch prinsesje op de slee zat, werd onrustig.
‘Wat is er?’ wilde ze weten. ‘Waarom zijn we gestopt?’
Frans aandacht was afgeleid door de contrasterende kleuren die ze zag, mogelijk een idee voor een schilderij, maar ze trok het touw strak en liep door. Net als de onderwijzeres was ze niet opgewassen tegen Cassies eisen. Boven aan de heuvel bleef ze staan en ging achter Cassie op de slee zitten. Ze sloeg haar benen om haar heen en pakte het trektouw met beide handen vast. Daarna zette ze haar hakken in de sneeuw en zette af om de slee de helling af te laten glijden. Cassie schreeuwde het uit van angst en opwinding. Ze vlogen over de beijzelde hobbels en hadden een flinke snelheid toen ze onder aan de heuvel kwamen. Frans gezicht gloeide van de kou en het zonlicht. Ze trok het touw aan de linkerkant strak en stuurde hen op die manier naar de berg opgewaaide sneeuw tegen de muur rondom de speelplaats. Dit, dacht Fran, is nergens mee te vergelijken. Beter dan dit kán gewoon niet.
Deze keer waren ze zowaar te vroeg op school. Fran had eraan gedacht Cassies bibliotheekboek, haar lunchpakketje en haar droge schoenen mee te nemen. Fran nam Cassie mee naar de garderobe, zette haar neer op een bank en trok haar kaplaarzen uit. Mevrouw Henry was in haar lokaal bezig een reeks cijfers op de muur te plakken. Ze stond op haar bureau maar kon er desondanks maar net bij. Ze had een soort mannenbroek aan waarvan de stof een beetje glom en uitstulpte bij de knieën, en een machinaal gebreid vest met een vaag Noors patroon. De kleren vielen Fran op. Toen ze van de universiteit kwam, had ze een tijdje als assistent-moderedactrice voor een damesblad gewerkt. Mevrouw Henry was toe aan een algehele make-over.
‘Kan ik u misschien helpen?’ vroeg Fran. Opnieuw voelde ze zich belachelijk bang om afgewezen te worden. Ze had overweg gekund met fotografen die volwassen mannen aan het huilen konden krijgen, maar mevrouw Henry gaf haar het gevoel dat ze een angstig meisje van zes was. Meestal kwam ze vlak voor de bel bij de school aan. Dan werd mevrouw Henry al omringd door ouders die ze allemaal persoonlijk leek te kennen.
Mevrouw Henry draaide zich om en leek verbaasd toen ze haar zag. ‘Zou u dat willen? Dat zou fijn zijn. Cassie, als jij nu hier op de grond komt zitten, een boek pakt om in te kijken en wacht totdat de anderen er zijn.’
Geheel tegen haar natuur in deed Cassie wat haar werd opgedragen.
Op de terugweg, toen ze met de slee achter zich aan de heuvel weer op liep, zei Fran tegen zichzelf dat het ronduit pathetisch was dat ze zich zo verheugd voelde. Stelde het nou echt zoveel voor? Ze geloofde verdorie niet eens in deze manier van lesgeven. Als ze in het zuiden was gebleven, zou ze overwogen hebben om Cassie op een montessorischool te doen. Maar hier liep ze dan, zielsblij omdat ze de tafel van twee aan de muur van een klaslokaal had opgehangen. En omdat Margaret Henry naar haar had geglimlacht en haar bij haar voornaam had genoemd.
Van de oude man die op Hillhead woonde was geen spoor te bekennen. Als ze langskwamen, kwam hij soms naar buiten om hen te groeten. Hij zei bijna nooit iets. Meestal zwaaide hij alleen maar en één keer had hij Cassie een snoepje gegeven. Fran vond het niet prettig dat Cassie snoep kreeg – suiker was niets anders dan overbodige calorieën en bovendien slecht voor je tanden – maar hij was zo verlegen en voorkomend geweest, dat ze hem had bedankt. Waarop Cassie het wat stoffige snoepje meteen in haar mond had gestopt omdat ze wist dat Fran haar in het bijzijn van de oude man niet zou tegenhouden en haar moeilijk kon vragen het uit te spugen voordat hij weer naar binnen was gegaan.
Ze bleef staan om nog eens naar het water te kijken, in de hoop het beeld weer te zien dat haar op weg naar school zo had getroffen. Het waren de kleuren die haar aandacht hadden getrokken. Op de eilanden waren de kleuren vaak heel zacht en subtiel, olijfgroen, modderbruin, zeegrijs, en dan nog zachter gemaakt door de mist. In het felle zonlicht van de vroege ochtend was het een krachtig en intrigerend beeld. Het schitterende wit van de sneeuw. Drie vormen, in silhouet. Raven. Op haar schilderij zouden het hoekige, bijna kubistische vormen worden. De vogels, die grof uit zwart hout gesneden leken. En dan die grillige, gekleurde vlek. Rood, als een reflectie van die scharlaken bal aan de hemel.
Ze liet de slee aan de kant van het pad staan en liep het veld op om het tafereel van dichterbij te bekijken. Er zat een hekje in het muurtje langs de weg. Er lag te veel sneeuw om het open te duwen, dus klom ze eroverheen. Een ander stenen muurtje deelde het veld in tweeën, maar op sommige plekken was het afgebrokkeld en er was een opening breed genoeg om er met een tractor doorheen te rijden. Naarmate ze dichterbij kwam veranderde het perspectief, maar dat kon haar niet schelen. Ze had de compositie van het schilderij al in haar geheugen geprent. Ze had verwacht dat de raven zouden opvliegen, had daar zelfs op gehoopt, om ze in hun vlucht te kunnen zien. Een vliegende raaf, met de wigvormige staart gestrekt, zag er immers heel anders uit dan een raaf op de grond.
Ze was zo intens geconcentreerd en alles leek hier zo onwerkelijk door het felle licht waardoor ze een beetje duizelig werd, dat ze het tafereel binnenliep voordat ze besefte wat ze zag. Tot dat moment was alles alleen maar vorm en kleur geweest. Nu veranderde het heldere rood in een sjaal. De grijze jas en de bleke huid gingen over in een achtergrond van sneeuw die niet ongerept meer was. De raven zaten in het gezicht van het meisje te pikken. Een van de ogen was er al uit.
Fran herkende het meisje, zelfs in deze bizarre, onteerde staat. De raven waren opgevlogen toen ze kwam aanlopen, maar nu ze roerloos naar het meisje stond te staren, kwamen ze weer op haar zitten. Opeens begon Fran te gillen, zo hard dat ze achter in haar keel een schurende pijn voelde, en ze klapte in haar handen om de vogels weg te jagen. Maar verder kon ze zich niet bewegen.
Het was Catherine Ross. De rode sjaal zat strak om haar hals en de franjes aan het uiteinde lagen als bloedspatten in de sneeuw.